Na de zeer gezellige – normaal is de buurtborrel al gewoon gezellig, maar dit keer dus zeer gezellig , liepen Henk en ik in de zachte avond naar huis. Alles ademde zomer. Henk wees me op een balkon met een overvloed aan mooie rode bloemen, noemde de naam en zei dat ik er misschien wat mee kon voor de nieuwsbrief. We hebben samen staan kijken, naar hoe kunstig de rangschikking van de plantenbakken was, wat vormde het een mooi plaatje. En dat in mijn eigen stukje straat. Was het me ooit opgevallen? Wat heb ik nog meer gemist aan bloemenpracht?

De naam van de bloemen ben ik al weer vergeten, maar de tip niet. Op een mooie zonnige dag zette ik die rooie weelde op de foto en keek om me heen wat er nog meer aan gevelgroen te ontdekken is. Alleen al in mijn straatje veel. Bijna ademloos verkende ik ons Stadsdorp met nieuwe ogen, straat na straat; ik kon niet stoppen met foto’s nemen. Wat is er veel aan bewonersgroen te zien. Ik laat maar buiten beschouwing het gemeentegroen (voornamelijk bomen, bijna geen straat is zonder bomen viel me op en ze zien er goed uit), de binnentuinen waaronder de Wackerstuin, de tuin achter het grote gebouw achter de Vosmaerstraat, Staringplein en Cremerplein. Ik weet het, Oud-West is een van de meest verstedelijkte gebieden van Amsterdam en zelfs van Nederland, met het laagste percentage groen en wat is het Staringplein meer dan een saaie grasmat – allemaal waar, maar die ochtend dat ik daar rondstruinde was mijn buurt van een overdadige groene veelkleurigheid. Vandaag beperk ik me tot het bewonersgroen rondom mijn eigen huis, een klein stukje Eerste Helmersstraat.




 

Ook mijn vrouw levert een zomerse bijdrage. Hoog oprijzende stokrozen en nog hoger reikende gele bloemen waarvan ik de naam – geduldig door mijn vrouw herhaald – niet blijk te onthouden. Mijn bijdrage is dan ook gaten in de muur  boren voor oogjes waarmee al die bloemen opgebonden kunnen worden en laat op de avond na warme dagen door de gang sjouwen met gieters vol water. Met al dat fotograferen merkte ik dat je bijna geen plaatje kan schieten zonder een fiets er op. Ja, we wonen in de stad, dat blijft wel duidelijk.

Een paar huizen verderop, kan ik me herinneren, heeft iemand ooit dit boompje in een pot daar op straat gezet. Het boompje, ik meen dat het een berk is, maar zeg dat zonder enige pretentie, bleef groeien en verwierf een zekere status. Ik weet niet wie het ingegraven heeft, maar de stratenmaker heeft de steentjes er netjes omheen gelegd en hij staat nu uit te kluiten gewassen te stralen. Uit het feit dat er geen gemeentelijke, betonnen opsluitband omheen ligt, meen ik af te kunnen leiden dat het een vrije, althans geen overheidsboom is.







Het groene enthousiasme gaat bij sommige bewoners erg ver. De natuur neemt bezit van de ruimte voor hun ramen. Het zal daar binnen wel donker zijn, lijkt me. Is het laten groeien een bewuste keuze of verwaarlozing? Of woont er iemand die alles boven het hoofd groeit? Ik denk dat er genoeg Stadsdorpers zijn om een keer te helpen snoeien.

Op de voorgrond staan ijzeren vierkante bakken van de gemeente, een geslaagde actie voor meer gemeentelijk groen op een plaats waar parkeerplaatsen moesten verdwijnen in verband met de opstelstrook voor de parkeergarage. Van mij mogen er meer brede stoepen komen met groenbakken … en fietsenrekken.

 

Een overbuurman heeft rond een boom een oase gemaakt met allerlei plantenbakken. Met stokken is er een wigwamachtige constructie gemaakt om planten in hun groei steun te geven.

Op de allerlaatste foto, ook bij mij aan de overkant, zie je als je goed kijkt, daar een olijf bij zitten. Blijk ik toch nog een naam te kennen van iets groens. Het genot van zo rondlopen in onze wijk heeft niet geleden onder mijn gebrekkige biologische kennis.


Gijs Kalsbeek