Verlangen in tijden van Corona.

Ik schrijf dit stukje op de bank in mijn huiskamer. De wereld heeft de voorbije dagen iets onwerkelijks gekregen. Het is stil op straat terwijl ik het gevoel heb dat we juist nu als mensen dichter bij elkaar staan. Gisteren sprak ik voor het eerst met een buurvrouw die al een jaar naast me woont, en avonds stond ik, vol gene, op mijn balkon, samen met de hele straat de zorgverleners toe te juichen. Het doet me de denken aan de opwinding voor een WK finale waaraan Nederland mee doet. In dit geval een “stille” opwinding waarin alle verlangens opgenomen worden in het grote verlangen om te ( over) winnen. Een overwinning op het virus. En net zoals bij het voetbal, kunnen we ons er niet helemaal aan ontrekken, hoe graag we het misschien ook zouden willen.
Nu ik stukje schrijf besef ik me dat we nu, als samenleving geen vijand hebben, althans geen vijand met een gezicht, een huidskleur of een overtuiging die we de schuld kunnen geven van ons ongemak. We proberen nog enige ongerijmdheden te ontdekken in de informatie die er van alle kanten op ons afkomt, maar weten dat ook dit onze kwetsbaarheid niet zal wegnemen. Boos worden op wie dan ook zal ons nu niet helpen. Wellicht is deze onwerkelijke wereld wel de echte wereld en biedt de kwetsbaarheid die we nu ervaren wel een opening naar onze diepste verlangens. Kortom, ik vind het zelf zo gek nog niet deze quarantaine.

Dagboek.
Zondagochtend 22-3

De zon schijnt naar binnen, op het laminaat vallen scherpe schaduwen van de sponningen in het huiskamerraam. De radio vertelt verhalen over de tijden van de pest, over angst, bijgeloof, vertrouwen en wanhoop. Ik luister naar Binnenhof, waar epidemiologen me vertellen dat er geen eenvoudige antwoorden zijn op dit virus, en dat we eraan zullen moeten wennen dat er na de Corona pandemie nieuwe virussen komen die ons ook weer gaan verrassen. De filosoof vertelt ons dat we er rekening mee moeten houden dat de dood weer een centrale plek in ons leven gaat krijgen. Ik voel me opgesloten, wil naar buiten, maar voel ook de verantwoordelijkheid, wil ook een goede burger zijn. Hoe lang hou ik dit vol. Ga ik nachts door de straten en de parken van de stad wandelen, word ik een stiekeme wandelaar?

Er vliegt een vogel voorbij, een kort moment valt er over de lichte plek op het laminaat een schaduw, een flits. Ik denk dat het een kraai is, het is zwart tenslotte. De lichtheid van de beweging raakt me, het laat geen sporen na. En terwijl ik dit opschrijf vraag ik me of het wel een kraai was, maar een onbekende vogel die ik nog niet ken, een schaduw die me heel even streelt. Hoop geeft.

 

Dagboek 4
Verlangen in tijden van Corona.
Het was weer een komen en gaan van virologen gisterenavond. Het worden vertrouwde gezichten op de tv. Ze schetsen de meest heftige scenario’s maar stralen de rust en vertrouwen die me goed doen en die me door deze tijden heen helpen Tot gisterenavond. Viroloog Ab stelde dat het beleid tot nu toe onvoldoende was geweest en dat er al lang een total lock down had moeten zijn. Ik ergerde me aan deze uitspraak maar wist niet precies waarom. Was het de dreiging van een verdere inperking van mijn bewegingsvrijheid, nee, daar houd ik al rekening mee. Was het de paniek over het scenario dat hij schetste, het idee te laat te zijn en de hopeloosheid hiervan. Jazeker, dat ook. Maar meer nog maakte het me duidelijk hoe groot mijn vertrouwen in de wetenschap is. Even leek het of viroloog Ab hier iets stuk maakte, ondermijnde. Een beetje chagrijnig werd ik wakker. Ab achtervolgde me. Ik verwachtte van de wetenschap, dat ze met één mond sprak, gebaseerd op onderzoek en feiten., en deze viroloog liet me zien dat ook de wetenschap niet alle antwoorden heeft, en dat ik met onzekerheden moet leren leven. Dat moest ik natuurlijk altijd al. Maar dát was ik even vergeten. Sorry Ab.

 

Dagboek 4-5-2020
Mei 1940. Duitse soldaten marcheren het land binnen. Het is een warme dag, de laatste bloesem waait van de bomen en daalt als confetti neer op de binnentrekkende mannen. Burgers hebben hun stoelen buiten gezet om dit ongewone schouwspel van dichtbij mee te maken. Ze zijn niet blij, tenslotte is het de vijand, maar er is wel een gevoel van opwinding; er hangt een prettige spanning. De mensen kijken, misschien ondanks zichzelf, met bewondering naar de prachtige uniformen, de glimmende koppels en knopen, en misschien zal een enkeling zich afvragen hoe het zou zijn om een keer te schieten met het geweer die dat elke soldaat met zich mee draagt. Het zijn knappe mannen, vol zelfvertrouwen. Van de hitte lijken ze geen last te hebben. Er is geen zweetdruppel te bekennen op hun gladgeschoren trotse koppen, ze hebben een doel.

Dit is het beeld dat oprijst uit verslagen en dagboeken aan het begin van de Duitse inval in Nederland.

Ik lees mijn dagboekaantekeningen van maart nog eens door en zie dat ik het zo gek nog niet vind, deze Corona. De stilte, de slalom door de stad, de druk die van me afvalt, de saamhorigheid in onze buurt. Ik ben de burger die vanuit zijn stoel, langs de kant van de weg de gebeurtenissen met lichte ironie en enige afstand bekijkt. Slachtoffers zijn er in mijn omgeving nog niet te betreuren en zolang er nog voldoende eten en drinken is, is elke vergelijking met de oorlog ongepast.

Toch verschuift er nu iets. Er bekruipt mij een gevoel van dreiging. Niet zozeer op korte termijn, en misschien ook niet zo persoonlijk. Het is meer dat ik min of meer in de overtuiging heb geleefd dat we als mensheid, langzaam, met vallen en opstaan naar een betere wereld zouden gaan. Meer welvaart voor iedereen. Langzaam weg uit de armoede, wellicht zou het mogelijk zijn om de vernietiging van de aarde te stoppen. Hierin zouden de landen elkaar kunnen vinden omdat we rationeel genoeg waren om te zien dat we elkaar hierbij nodig hebben.

Nu we in deze crisis zitten krijg ik mijn twijfels bij dit optimisme. Ik zie staten, landen, zich in zichzelf terugtrekken. De vraag “Hoe krijgen we dit virus de wereld uit”wordt niet gesteld, maar wel hoe krijgen we dit virus mijn stad uit, mijn land staat uit. Het virus wordt een instrument om de macht opnieuw te verdelen, propaganda te bedrijven en belangen veilig te stellen. Wat de individuele burger deed met de inkoop van toiletpapier, doen landen met de inkoop van mondkapjes en de grote mogendheden met het herschikken van macht.

Primaire reflexen steken de kop op, slimme politici maken er gebruik van. Zij hebben een doel, hun knopen glimmen, en zij kijken met zelfverzekerde blik naar de toekomst. En wij? Wat doen wij, kijken we naar deze parade vanuit onze stoel in het zonnetje?

Ik weet het niet. Wat kan ik hier tegenoverzetten? Mijn dingetje doen, me niet laten inpakken door beloftes van een utopia, Zingen, dansen?

Wat betekent ‘ het goede doen”


Coronadagboek 22-5-2020.

Gisteren werd ik wakker met een flinke pijn in mijn rug. Ik kon me niet bukken en om mijn schoenen aan te trekken moest ik halsbrekende toeren op de grond uithalen, iets wat mijn humeur niet bepaald ten goede kwam. Ik werd een chagrijnig mannetje. Dat werd er niet beter op toen ik vanochtend mijn huisarts belde om een afspraak te maken. Ik kwam niet door de triage heen en de assistente bleef onvermurwbaar, Géén consult voor mij. Pijnstillers en volgende week maar weer eens bellen. Mijn humeur daalde nog verder

De overgave waarmee ik me in het begin aan de Corona maatregelen hield en er vierkant achter stond en langzaam begon te slijten, brokkelde nu met grote stukken af.

Ik kom in een andere fase, waarin ik me afvraag of we de juiste maatregelen en acties hebben ondernomen om het virus te bestrijden. Ook de wetenschap komt in een fase waarin onderzocht gaat worden welke maatregelen meer of minder effectief waren. Met name de vraag of we het belang van thuis blijven niet zwaar hebben overschat houdt me erg bezig. Ik hoop dan ook dat we hiervan leren, en voor mezelf hoop ik dat de uitkomst van alle evaluaties, is dat ik in de toekomst weer gewoon naar mijn huisarts kan wanneer ik dit nodig vind.

Albert Geven