Dat was ik vergeten; dat was ik echt helemaal vergeten. Niet hoe het is om met een bijna twee jarige op stap te zijn, maar wel wat er gebeurt met de mensen om je heen.

Vanochtend om acht uur brengen we eerst zijn net vierjarige broer naar school. Nee, we moeten niet de trap op, zegt die, terwijl we alle drie met de stroom mee al een aantal treden zijn geklommen. “Daar zijn geen klassen”

We keren om en lopen een zijgang in. Bij de achterste klas hangt de oudste zijn rugzak op een haakje. Ik hou mijn hand op voor een high 5 en vraag hem ook zijn broertje gedag te zeggen. Hij loopt naar zijn broertje toe en staat even dicht tegen hem aan zonder iets te zeggen. Dan loopt hij de klas in, naar een tafel toe en pakt een boekje.

De twee jarige en ik lopen tegen de stroom laatste nippertjes ouders in de school weer uit. Buiten heeft een vrachtwagen de straat geblokkeerd en al of niet gebakfietst rijden ouders met kinderen ons over de stoep haastig tegemoet. We komen veilig aan bij de Overtoom en steken die handje in hand over.

Dan gaan we naar het Vondelpark, langs het verborgen tuintje in de Rijtuigenhof. Als ik zie hoe een wesp een bloemkelk in duikt op zoek naar nectar ga op mijn hurken zitten, en wijs het de twee jarige.
Het duurt even voor hij het ziet.
Even later lopen we het park in. Hij helt wat voorover, zet zijn andere voet voor de ene, en loopt zo op een holletje. We nemen een paadje dwars door het groen naar de fonteinen toe. Her en der liggen witte tissues, die hij niet opmerkt. Aan de kant van het water blijven we staan, en zak ik weer op mijn hurken; zo zijn onze ogen op dezelfde hoogte. Voor ons spuiten meerdere fonteinen stevige stralen de lucht in, met een erg lange er tussenin. Soms stoppen er een of meerdere tot er weer ergens een waterstraat omhoog schiet. Een stukje verder langs het water zien we vanuit een andere hoek de fonteinen door hoog riet heen. Een en al aandacht zijn we allebei.

We lopen verder over gras en vervolgens op een wandelpad, waar af en toe iemand ons tegemoet komt. Vanuit de verte voel ik al vertedering onze kant opkomen en als ik kijk zie ik een glimlach, de ene na de andere. Het kleintje holt, valt, staat weer op en holt verder.. Zijn loop schommelt als een zeilscheepje dat nog niet goed koers kan houden.

Als we anderhalf uur later het Vondelpark via een zijpad uitlopen komt een rijzige heer aangefietst. Pas als hij ons voorbij is gereden begrijp ik dat hij vertederd “oma” zei. Het is maar goed dat ik dat niet eerder hoorde.

’s Avonds denk ik terug aan onze wandeling, en aan hoeveel glimlachen en vertedering ons tegemoet kwamen als was het vrede. Ik wist niet dat de wereld nog zo zacht kon zijn.

Lena van Malde, 24-9-2023