Leo heef meerdere boeken over dit onderwerp geschreven en is ook gepromoveerd op de geschiedenis van een van de schepen die slaven transporteerde. Dan duik je direct in de gruwelijkheden van de geschiedenis. Het schip Leusden voerde begin 18e eeuw meerdere slaventochten uit waarbij maar 73 % van de slaven levend de overkant bereikte. Bij haar laatste tocht strandde het schip in de monding van de Marowijnerivier. Toen het niet lukte het schip weer vlot te krijgen, timmerde de bemanning de luiken dicht en verliet het schip. Bijna alle slaven die in het ruim opgesloten zaten kwamen om.

Leo ging in op de geschiedenis van de West Indische Compagnie (WIC), opgericht 1623. De belangrijkste van de vijf nogal zelfstandige kamers die het bestuur vormden, was de stad Amsterdam. De WIC voerde in opdracht van de Staten Generaal ook kaapvaart uit tegen de Spanjaarden, er was immers oorlog tussen de Nederlanden en Spanje. De verovering van de zilvervloot is een bekend voorbeeld daarvan. De WIC veroverde een deel van het huidige Brazilië op Portugal en had “dus” slaven nodig voor de plantages aldaar. De handel in slaven werd steeds belangrijker in de activiteiten van de WIC. Die werden vervoerd naar Curaçao om daar verhandeld te worden. Ik doe maar een greep uit het verhaal van Leo om te laten zien hoe de slavenhandel verweven is met alle andere ontwikkelingen in de geschiedenis.

Amsterdam was een belangrijke financier van de WIC en van slaventransporten. In Amsterdam en in de Nederlanden zelf bestond slavernij officieel niet. Iedereen die hier voet aan wal zette was of werd een vrij mens. Wel is het zo dat blanken die uit de Oost terugkwamen vaak hun zwart personeel meenamen. Dat werd in de boeken geregistreerd als bediende en dergelijke, maar de vraag is hoe vrij ze in werkelijkheid waren. In ieder geval leven er al eeuwen zwarte mensen in Amsterdam.

Na zijn lezing hebben we nog een tijd zitten napraten om alles wat we gehoord hadden te verwerken. Het is goed om ook de zwarte bladzijden van onze geschiedenis te leren kennen en te erkennen.

Gijs Kalsbeek