Verslag lezing Marzenka
6 februari
“het ontstaan van muziek, deel 2”

Eigenlijk had de titel moeten luiden “Kennis vergroot de schoonheid der dingen”.

Uit de geschiedenis van de muziek zoemde Marzenka dit keer in op het ontstaan van het notenschrift. Grondlegger daarvan was Guido d’Arezzo, een Italiaanse benedictijner monnik, die aan de hand van een gedicht naam gaf een de noten en lijnen uitzette om de octaven te noteren.

Onze muziek, dus wat ten gehore gebracht wordt, blijkt samen te hangen met de ontwikkeling van onze muziekinstrumenten. Neem bijvoorbeeld de snaarinstrumenten. Uit éénsnarige instrumenten haalt men andere muziek dan uit meersnarige. Dat is de oorzaak van het feit dat men in het Midden-Oosten meer kwarttonen speelt. In een symfonie orkest zoals we dat in West-Europa kennen

worden andere instrumenten bespeeld dan elders. Binnen dit orkest zijn de instrumenten van heel verschillende vorm, omvang en makelij, hebben heel verschillende mogelijkheden, met eigen tonen en sleutels. En dat wordt allemaal samengeperst genoteerd in dat notenschrift. Ingenieus!

Een wereld van kennis opende Marzenka voor ons, onuitputtelijk. Voor mij als volstrekte leek niet te herhalen. Wel heeft Marzenka ons laten horen dat de 1e noot van onze toonladder, de do, als thuis klinkt, als basis dat rust geeft, terwijl de 5e voelt als toon van waaruit alles kan gaan gebeuren. Muziek komt bij ons binnen, zit in de menselijke natuur, raakt letterlijk snaren. Natuurlijk ging het dan ook over mineur en major, kwamen toontrappen voorbij, orgelpunten en dominantie van tonen. Met drie tonen blijk je al heel veel muziek te kunnen maken.

Tenslotte maakten we zelf muziek met lepels op onze theeglazen. We bereikten reien tonen. Dat gaf zo’n enthousiasme, dat we besloten hebben een 3 lezing in te lassen onder de titel “Dona nobis pacem”. Aan de hand van liedjes die we allemaal kennen zal Marzenka ons verder inwijden in de mogelijkheden van tonen, de notering en gevoelswaarde daarvan.

Annemiek