Twee wil ik er graag uitlichten omdat ze elk aan de andere zijde van het leven -dood spectrum staan.
Allereerst, het gedicht Jonge sla van Rutger Kopland over de ontroering van de schoonheid en de kracht van het kwetsbare leven
Jonge sla
Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.
Dan een gedicht van Wislawa Szymborska, waarin ze even de tijd stilzet als monument voor de slachtoffers van nine-eleven, een kort moment wordt de dood op afstand gehouden.
Ze sprongen uit de brandende etages naar beneden -
een, twee, nog een paar
hoger, lager.
Een foto hield ze levend tegen
en bewaart ze nu
boven de aarde naar de aarde toe.
Elk van hen is nog een geheel
met een persoonlijk gezicht
en bloed dat goed verborgen is.
Er is tijd genoeg,
voor het haar om los te waaien,
voor de sleutels en het kleingeld
om uit de zakken te vallen.
Ze zijn nog steeds in het bereik van de lucht,
binnen de kring van de plekken
die net zijn opengegaan.
Ik kan maar twee dingen voor hen doen -
die vlucht beschrijven
en geen laatste zin toevoegen
Wislawa Szymborska