Het meten van de werkelijkheid en het succesvolle Europese imperialisme
Volgens de historicus Alfred W. Crosby was het Europees imperialisme van de laatste vijf eeuwen niet uniek. De hele wereldgeschiedenis zit vol met imperialisten zoals de Romeinen, de Incas en ook Nederland had een imperium. Wel uniek was volgens hem het succes en de schaal van de Europese imperia tot zo ongeveer W.O. 2.
Waardoor was dit succes mogelijk? Een van de redenen die Crosby uitwerkt is de culturele verandering aan het eind van en kort na de Middeleeuwen waarin het meten en berekenen van tijd en ruimte en van alles wat daarin speelt belangrijk werd, waarin kortweg de werkelijkheid gemeten ging worden. Die kwantisering van de cultuur is een van de factoren die de Europese landen zulke krachtige actoren op het wereldtoneel maakten. Het is een ontwikkeling die in enkele andere culturen al eerder dan in Europa op gang kwam maar daar niet doorzette; toen in de Westerse wereld die ontwikkeling op gang was gekomen bleef die wel gaande tot de huidige dag.
In twee lezingen zal ik eerst kort ingaan op de geschiedenis van het imperialisme van elders in de wereld en het Westerse imperialisme. De hoofdmoot van wat ik vertel zal zijn een uitwerking van het nieuwe kwantitatieve denken.
Nog steeds zijn meten en rekenen voor de Westerse cultuur belangrijk, misschien zelfs een obsessie, zozeer dat het moeilijk is je voor te stellen dat er culturen kunnen bestaan waarin dat kwantitatieve denken geen rol speelt en de wereld alleen kwalitatief beschouwd wordt.
En hoe zit dat nu in onze tijd? Is de rest van de wereld ook de werkelijkheid gaan meten? Was er wel een alternatief?
Dinsdag 21 maart en dinsdag 4 april houd ik hierover in de huiskamer twee lezingen.
Gijs Kalsbeek