Kerstverhaal De glazen vogeltjes

 

 

Het is al tegen de avond. Een dag voor Kerst. De oude man staat even stil en leunt op zijn stok. Het is toch nog verder lopen dan hij dacht. De regen striemt langs zijn gezicht. Het zou toch droog blijven volgens de buienradar. Toen hij wegging zei de buurvrouw. Ga nou niet, je kunt een Kerstboom ook thuis laten bezorgen tegenwoordig. Maar dat wil hij niet. Hij wil een boom ruiken en zien en voelen aan de naalden of ze sterk zijn. De stam moet niet te dik zijn want dan past ie niet in de houder die hij al heel lang in de kelder bewaard heeft.

Waarom hij dit jaar absoluut een Kersboom wil? Hij heeft er toch al jaren geen in huis gehaald? Niet sinds zij er niet meer is. Zij vond het altijd een feest, de Kersttijd. Vrolijk haalde ze de dozen uit de kelder en met veel aandacht hing ze de lampjes in de dennenboom, die hij uit het bos had gehaald. Zelf gekapt. Met uiterste precisie hing ze de vele gekleurde glazen figuurtjes aan de takken. Hij had er altijd stil naar zitten kijken. Ze was zo mooi met haar witte lange haar. Net engelenhaar. Eerst waren ze blond geweest, toen grijs en daarna wit, bijna sneeuwwit.

Haar lichaam werd steeds brozer, maar toch ging ze elk jaar weer de trappen af om de kerstversiering te halen. Tot ze zo ziek werd dat ze het niet meer kon. De laatste keer dat ze Kerst vierden had ze gevraagd of hij het wilde doen. Met zijn stramme vingers had hij de lampjes in de boom gehangen en een paar gekleurde ballen. Waar zijn de vogeltjes? had ze gevraagd. De glazen vogeltjes met hun felle kleuren? Hij had gezegd dat hij ze niet kon vinden., maar ze drong aan. Zonder de vogeltjes was het geen echte Kerst. Eigenlijk had hij geen zin om weer die smalle traptreden naar de kelder af te gaan, maar hij had het toch gedaan. Achterin lag nog een klein houten kistje. Toen hij terugkwam was ze in slaap gevallen. Voorzichtig haalde hij de deksel van het kistje en vouwde het vloeipapier terug. Daar lagen ze, vier glazen vogeltjes met prachtige kleuren en een staart van gekleurde veertjes.

Voorzichtig pakte hij ze één voor eén op en hing ze met trillende vingers aan de takken, bovenin zoals zij het ook altijd deed. Toen hij het laatste vogeltje erin wilde hangen werd ze wakker. Ze had hem aangekeken met zulke glanzende ogen dat hij ze nooit meer zou vergeten. Oh Hans wat lief van je, had ze gezegd. De vogeltjes”. Toen begon ze te hoesten en was hij vergeten het laatste vogeltje nog in de boom te hangen. Na die avond was ze niet meer wakker geworden. Hij had de Kerstboom naar buiten gegooid uit het raam met alle lichtjes en de versieringen. Niets moest hij er meer van hebben.

De buurvrouw van beneden had de naalden opgeveegd en de kaarsjes weggehaald. Voor hem geen Kerst meer.

Het is nu tien jaar geleden. Het zijn eenzame jaren geweest. Af en toe komt er nog iemand langs van de buurtvereniging maar verder zit hij maar in zijn eentje voor de televisie.

Gisteren is hij voor het eerst sinds al die jaren in de kelder geweest. De deur klemde van de keuken en hij zocht een vijl om er een stukje af te schaven. De zoon van de Turkse bovenbuurvrouw liep hem voorbij en groette hem toen hij door de lange gang liep waar de kelderboxen van de flat zich bevinden. Hoe heet die jongen ook weer, iets met een A?. Achterin de kelderbox zag hij de gereedschapskist staan. En daar op een plank er vlak boven stond het houten kistje.

Breekbaar stond erop. Hij wist niet waarom maar hij werd ernaar toe getrokken. Met trillende handen pakte hij het van de plank. Hij opende het deksel en zag het roze vloeipapier. Dat kon toch niet? Hij had toch alles weggegooid? Hij vouwde het papier voorzichtig opzij en daar lag het, het laatste glazen vogeltje! De stralende kleuren glansden hem tegemoet en de staartveertjes staken parmantig omhoog.

Ineens voelde hij een warm gevoel door zijn lichaam stromen. Dit vogeltje was er nog. Dat was een teken van haar! Zij had hem naar de kelder gestuurd voor het eerst na tien jaar en hem naar het kistje geleid. Het was of zijn hart een sprongetje maakte. Voorzichtig had hij het kistje mee naar boven genomen en op tafel gezet. Het was nog niet te laat om een boom te halen. Het was nog niet donker. Hij had zijn zaag uit de gereedschapskist genomen, de standaard mee naar boven gesjouwd en was op pad gegaan. Dat beetje regen zou hem niet tegenhouden!

En daar staat hij nu leunend op de stok die hij al een paar jaar nodig heeft om vooruit te komen. Het is toch een stuk verder dan hij dacht. En het wordt steeds donkerder. De maan komt al bijna op, maar veel licht geeft ze ook niet met deze dikke bewolking.

Hij heeft er niet aan gedacht om een zaklantaarn mee te nemen zoveel haast had hij om bij het bos te komen. Acht wat is het toch een dom idee. Waarom moet hij nu juist vandaag een kerstboom in huis gaan halen. Hij draait zich om omterug te keren, verbergt zijn hals diep in zijn kraag tegen de koude wind en de regen en begint te lopen. Ineens hoort hij een fietsbel. Hij kijkt op en ziet de bovenbuurjongen met een bakfiets. Hee buurman waar ga je heen? Je bent helemaal nat? hoort hij hem vragen. Ik wilde een Kerstboom halen jongen in het bos, maar het is te ver en het is ook eigenlijk nergens voor nodig, ik heb er al jaren geen in huis.” Dan help ik u toch even zegt de jongen.

Kom dan help ik u in de bakfiets. Nee nee, sputtert hij tegen, maar de jongen is vastbesloten.

Even later zit hij op een stapel tassen in de houten bak van de fiets. Ze rijden naar het gedeelte van het bos waar de dennenbomen staan. Welke wil je buurman? Deze is wel mooi. En niet te groot. De oude man klimt uit de bakfiets en voelt aan de naalden. Ja, lekker sappig en een sterke stam die precies in de standaard zou kunnen passen die hij nog heeft.

Ze zagen de boom om en tillen hem in de bakfiets. Hij past er zelf nog net bij. De naalden prikken wel een beetje maar dat vindt hij niet erg. Inmiddels zijn ze allebei behoorlijk nat. Samen tillen ze de boom naar boven, naar de eerste verdieping waar hij woont. De standaard heeft hij al klaargezet in de erker. Als de boom staat en de geur van dennennaalden zich door de kamer verspreidt schieten de tranen in zijn ogen. Dank je wel jongen zegt hij zachtjes. Ik weet je naam niet eens.  Ik heet Amar zegt de jongen. Wij vieren geen Kerst thuis maar ik zie altijd versiering hangen in de bomen. Heeft u ook versiering buurman? Zeg maar Hans zegt hij en hij pakt het houten kistje van de tafel, haalt de deksel eraf en vouwt het vloeipapier weg.

Wat is dat? Hoe kan dit? In het kistje ligt niet één, maar er liggen vier glazen vogeltjes op het bedje van watten. Hij kan zijn ogen niet geloven. Het zijn dezelfde vogeltjes die hij toen in de boom had gehangen de laatste Kerstavond voor haar dood. Hij ziet haar stralende ogen weer voor zich. Wat een mooie vogels zijn dat! zegt Amar en samen hangen ze de glazen vogeltjes voorzichtig in de boom.

Hoe de vogeltjes in het kistje terecht zijn gekomen terwijl hij de boom met alle versiering naar buiten had gegooid, dat vertelt dit verhaal niet, maar de jongen Amar en zijn oude buurman Hans hebben nog jaren samen met de bakfiets een dennenboom uit het bos gehaald. En toen Amar trouwde ging zijn vrouw ook mee en later hun kinderen.

Er kwamen ook weer lichtjes in en zilveren ballen, maar de glazen vogeltjes hing hij altijd helemaal bovenin, zoals zij dat ook altijd deed.