H.M. van den Brink, Over het water (1998)
We lazen een virtuoos gecomponeerde novelle over de glorieuze maar kortstondige roeicarrière van Anton en David. Net als Brideshead revisited begint het verhaal met de hoofdpersoon die terugkeert naar de plek waar het allemaal gebeurd is. In ons geval met Anton die in zijn eentje ronddwaalt door het onttakelde roeiershome aan de Amsteldijk en in flashbacks terugblikt op 1939, de beste zomer van hun leven.
Als enig kind van twee ouders die wat bangig in het leven staan, is hij zelf ook een stille, in zichzelf gekeerde jongen geworden, beseft hij. En zo zou hij ook bij de roeivereniging een buitenstaander zijn gebleven, als niet de uit Duitsland uitgeweken coach Dr. Schneiderhahn hem geselecteerd had om samen met David het ‘koningskoppel’ voor de ongestuurde twee te worden.
Na een seizoen lang intensief trainen blijken de eigenzinnige methodes van hun coach te hebben gewerkt; de jongens zijn samengesmeed tot een twee-eenheid en winnen eerst regionale en later zelfs landelijke wedstrijden. De beschrijving ervan levert de mooiste passages in het boek. Hier gaat het louter nog ‘over het water’ en om het zo te kunnen beschrijven moet je welhaast zelf roeier zijn, vermoedden we en dat blijkt inderdaad te kloppen.
Ondanks het gezamenlijke succes duurt het nog lang voordat Anton zijn gevoel van inferioriteit ten opzichte van zijn roeimaat van zich af weet te schudden. Dat gevoel van bevrijding laat hem ook in 1944 in het half gesloopte roeiershome niet in de steek: ‘Anton en David. Tweetallen die door het water zijn gemaakt, de enige bevrijding die voor mij iets betekent’.
We kozen het boek omdat we over sport – in dit geval de watersport - en over dit deel van Zuid nog niets gelezen hadden. Bovendien lazen we al eerder met veel genoegen een boek van Van den Brink en zijn in onze verwachtingen zeker niet teleurgesteld.
Ina